‘Het ego heeft een slechte reputatie’, zegt sociaal psychologe Roos Vonk, die het boek Mijn ego heeft altijd gelijk schreef. Maar wat is dat ‘ego’? ‘Eigenlijk is het niets anders dan een stemmetje in ons hoofd dat zich afvraagt: ‘Ben ik wel goed genoeg?’’
De hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen heeft een erg drukke agenda – het is zoeken naar een geschikt interviewmoment – en als ik bel op de afgesproken dag, blijkt ze onze afspraak vergeten. “Waarvoor bel je? Oh, sorry, ik heb nu een andere afspraak! Kan het over een halfuur?” “Geen probleem!” zeg ik, terwijl ik me onbelangrijk en afgewezen voel – en dat heb ik natuurlijk te danken aan mijn ego. We denken bij ‘ego’ het eerst aan mensen met (te) veel zelfvertrouwen, omdat ánderen vaak last hebben van hun ego, schrijft Vonk in haar boek; maar bij onzekerheid hebben we zelf last van ons ego.
Vonk hanteert de term zoals we die in het dagelijkse leven gebruiken – en dus niet in de zin van Freuds ego, ‘es’ en ‘superego’. “Met ego bedoel ik het gevoel van eigenwaarde of eigendunk. Het heeft te maken met geldingsdrang en de behoefte dat je ertoe doet, dat je erbij hoort, dat je iets te bieden hebt: ‘Hallo, hier ben ik, ik ben belangrijk!’ Daarom heeft het ego een slechte naam. Als we over iemand zeggen dat hij of zij een groot ego heeft, bedoelen we dat nooit positief. Maar eigenlijk is het ego niets anders dan een klein stemmetje in ons dat zegt: ‘Ik wil dat mensen van me houden, ik wil niet voor niets op deze wereld zijn.’ Het vraagt zich af: ben ik goed genoeg? Het raakt aan ons existentiële gevoel: heb ik betekenis op deze wereld?”
Waarom is het zo belangrijk dat we ertoe doen?
“Volgens de ene theorie heeft het te maken met angst voor de dood, terwijl het volgens een andere – die ik het meest bruikbaar vind – komt doordat we als mens altijd in groepen hebben geleefd. Als je je in de oertijd asociaal gedroeg, werd je uit de groep gegooid, met alle gevolgen van dien. Alleen in het bos zou je het niet lang overleven en zou je je niet kunnen voortplanten.
“Kortom, wij zijn het nageslacht van mensen die het belangrijk vonden erbij te horen. Volgens deze ‘sociometer theorie’ is ons ego een soort monitor die in de gaten houdt hoe we in de groep liggen en die ervoor zorgt dat we een goed groepslid willen zijn. Als we met afkeuring te maken krijgen, maakt het zich zorgen. Ook vandaag zorgt het er voor dat je pakweg op een vergadering even je mond houdt, in plaats van te roepen wat voor stom idee je iets vindt.”
Dat lijkt op zich positief. Waar gaat het fout?
“Het is diezelfde behoefte aan waardering van anderen die maakt dat we onszelf voor de gek houden, om ons ego te beschermen. We hebben een psychologische huisapotheek met allemaal middeltjes die ten dienste staat van dat ego en slimme wegen zoekt om positief over onszelf te denken. Het gaat van onze vaardigheden die we overschatten tot onze werkelijke beweegredenen, onze ideeën over waarom we doen wat we doen. Dit gebeurt allemaal onbewust.”
Op welk vlak schatten we onszelf beter in?
“Er zijn veel voorbeelden. Zo worden veel mensen boos als ze kritiek krijgen. Ook blijkt uit onderzoek dat mensen goede prestaties veelal toeschrijven aan hun talent, terwijl ze een mislukking eerder wijten aan factoren buiten henzelf, zoals belemmerende omstandigheden of een te moeilijke taak. Recent wees een Nederlandse studie uit dat vooral mannen van middelbare leeftijd hun skivaardigheden overschatten. En zo’n 69 tot 93 procent van de automobilisten (afhankelijk van het onderzoek) vindt dat ze beter rijden dan anderen. Terwijl het onmogelijk is dat meer dan de helft beter rijdt dan de rest.
“Tijdens het schrijven van dit boek had ik een verkeersongeluk. Ik was – handsfree – aan het bellen en ben op de snelweg op een stilstaande wagen geknald. Het eerste wat ik dacht, was: ik kan hier niets aan doen, dit is niet mijn schuld! Want wie gaat er ook stilstaan op de snelweg? Toen ik dat tegen de politieagente zei, suste ze me: ‘Wel, over schuld hebben we het later.’ Toen ik mijn verzekeringsagent sprak, zei die: ‘Dit was wel jouw schuld, hoor.’ Dat zag ik later ook in, alleen duurde het even, want ik zag eerst enkel de pech die ik had gehad. (lacht)
“Het gaat erom dat je door de bril van een ander naar jezelf kijkt. Wie openstaat voor feedback, kan iets bijleren. Hoewel ik handsfree aan het bellen was, vind ik nu dat ik dat beter niet meer doe, als ik bijvoorbeeld door de bril van de verzekeringsmaatschappij naar mijn rijgedrag kijk. Zij kijken naar de gevolgen, niet naar mijn goede bedoelingen.”
Is de blik van een buitenstaander objectiever?
“Als buitenstaander kijk je onpartijdiger. We vinden bij voorbeeld ook allemaal dat we ons niet anders gedragen tegenover mensen met macht, maar zien het wel sneller bij een ander.
“Het ego stelt ons in staat ons eigen gedrag achteraf goed te praten. Je hebt waarschijnlijk van het omstanders-effect gehoord, waarbij mensen niet ingrijpen omdat de rest het ook niet doet? Een onderzoek bracht vrouwen bij elkaar die het belangrijk vonden om anderen te confronteren met seksistische opmerkingen. Ze lieten een handlanger van de onderzoeker een duidelijk seksistische opmerking maken. De vrouwen zeiden hier niets van, ze zwegen. Dit is een vorm van wat ik mijn boek beschrijf als saving face: je wilt die ander niet voor het hoofd stoten of de stemming bederven. Achteraf verklaarden ze: ‘Ach, zo erg was die opmerking niet’. Plots vonden ze het niet meer zo belangrijk om zich uit te spreken. Het kwalijke gevolg is dat iemand die zo’n opmerking maakt nooit te horen krijgt dat het gedrag ongepast is, terwijl de vrouwen hun zwijgen voor zichzelf hebben goedgepraat en het de volgende keer weer zullen laten passeren.
“Van anderen kunnen we inzien dat ze zichzelf voor de gek houden: zij laten zichzelf iets wijsmaken, ik toch niet? Denk aan hoe mensen vinden dat reclame geen invloed heeft op hen, maar wel op anderen. In mijn boek geef ik het voorbeeld van artsen en specialisten in opleiding. Terwijl ruim 60 procent van hen zegt dat hun keuze voor geneesmiddelen niet beïnvloed zou worden door cadeautjes, denkt maar 16 procent dat hun collega’s er niet door beïnvloed zouden worden. Die laatste inschatting lijkt realistischer, want de keuze voor welke medicijnen dokters voorschrijven is onder meer gerelateerd aan bezoekjes van vertegenwoordigers van de industrie. Maar zo’n arts is ervan overtuigd: ik schrijf een middel voor omdat het goed is.
“We vinden onszelf autonomer in ons handelen dan we zijn. Eigenlijk hebben we allemaal een spindoctor aan het werk achter de schermen, die de hele tijd verhaaltjes verzint over waarom we iets doen, of niet.”
Kiest onze spindoctor altijd onze kant, waarbij we zelf nooit iets verkeerds doen?
“Dat verschilt per persoon. Want ik kan me voorstellen dat sommige mensen intussen al denken: als mijn ego zo veel trucs heeft, hoe kan ik dan zo onzeker zijn? Onzekere mensen interpreteren informatie vaak naar hun negatieve zelfbeeld. Neem een sollicitatiegesprek dat slecht afloopt en waarbij de kandidaat naast de job grijpt. Bij iemand met een hoge zelfwaardering zal de spindoctor achteraf verklaren dat het toch geen leuk bedrijf was, of dat ze domme vragen stelden. Iemand die onzeker is gaat met een ander soort uitleg komen, zoals: wat ben ik toch een loser, het wordt nooit wat met mij.”
Is het beter met een hoge of een lage zelfwaardering door het leven te gaan?
“Mensen met een hoge zelfwaardering houden zichzelf meer voor de gek door positieve verhaaltjes over zichzelf te bedenken, wat op zich niet goed is voor hun functioneren, want zo zijn ze zich minder bewust van hun tekortkomingen. Maar ze voelen zich wel lekkerder in hun vel. Dit kan ervoor zorgen dat ze meer zelfvertrouwen hebben, meer initiatief nemen, minder snel gestresst raken en meer risico’s durven te nemen. Ook al hebben ze niet meer talent, ze presteren vaak beter: hun zelfvertrouwen werkt als een self-fulfilling prophecy. Sommige onderzoekers vinden een hoge zelfwaardering psychologisch gezond, want een hoge zelfwaardering werkt als buffer bij tegenslag.”
Dat klinkt allemaal niet slecht.
“Maar als je mensen met een hoge zelfwaardering langer kent, ga je ook de nadelen zien die het heeft voor anderen. Als hun ego bedreigd wordt, ga je een minder leuke kant van hen ontdekken. Mogelijk vliegen ze dan uit, en worden ze boos.
“Mensen met een lage zelfwaardering denken vaak té negatief over zichzelf, maar hebben in het algemeen een realistischer zelfbeeld en zijn zich beter bewust van wat ze wel of niet kunnen dan mensen met een hoge zelfwaardering. Maar ze worden wel sneller depressief. En ze zijn structureel meer bezig met hoe ze overkomen, op zoek naar bevestiging en waardering. Ze piekeren meer, gaan navelstaren. Dat is de keerzijde.
“Bedenk dat narcistische mensen ook de hele tijd met zichzelf bezig zijn in plaats van met hun omgeving, en dit zorgt uiteindelijk voor minder verbinding met anderen. Ze maken zichzelf belangrijker dan ze zijn. Zowel onzekere als narcistische mensen hebben dus last van hun ego.”
Wat doe je tegen piekeren?
“Als jij altijd loopt te tobben over waarom het toch nooit iets met je wordt in het leven, verzin je daar ook verhalen bij, om het gevoel te hebben dat je grip op de situatie krijgt: misschien komt het wel door je jeugd. Maar daardoor ben je de hele tijd bezig met dat negatieve en kan je het erger maken. Alles waar je aandacht aan geeft, wordt groter, zeggen boeddhisten. Als piekeraar kan je het piekeren proberen te beperken tot maximaal een halfuur per dag, op een vast tijdstip. Zodra je de drang om te piekeren voelt opkomen, parkeer je die even, tot je volgende piekersessie. Of zet jezelf even opzij en doe iets aardigs voor iemand anders, bijvoorbeeld een boodschap voor een zieke buurvrouw, of ga naar de film met een vriendin. Doordat je iets doet en je aandacht naar iets positiefs verschuift, voel je je vanzelf beter.”
Wat als je te maken hebt met echte egotrippers of narcisten?
“Dat is heel moeilijk. Ik heb lang als coach gewerkt en dan kreeg ik soms partners of collega’s van een narcist over de vloer en dacht ik: eigenlijk moet die narcist hier zitten. Maar als ik dan eens een narcist begeleidde, bijvoorbeeld omdat die door de baas gestuurd was, ging die meteen uitleggen waarom ik met de verkeerde aan tafel zat...
“Als je een relatie hebt met een narcist, zeg ik: gewoon uitmaken. Daarover gaat mijn andere boek, Liefde, lust en ellende. (lacht) Maar als je ermee moet samenwerken of het is je baas, ligt het lastiger. Vaak hebben ze hoge functies en door hun geldingsdrang, charisma en zelfoverschatting schoppen ze het ver. Voor een stuk moet je het accepteren en er een beetje omheen werken. Als je er te veel onder lijdt, zou het een goed idee kunnen zijn om uit te kijken naar een andere job.”
U deed onderzoek naar slijmen. Hoe vatbaar is een doorsnee mens – of baas – voor vleierij?
“Aan het begin van mijn carrière raakte ik geïnteresseerd in slijmen toen ik merkte dat het goed werkte voor collega’s om hogerop te geraken. Ik vroeg me af hoe iemand die aardiger doet naar boven dan naar beneden gezien zou worden. Na een serie experimenten bleek dat zij even negatief beoordeeld werden als wie tegen niemand aardig doet. Hoe je je gedraagt naar boven, doet er in zekere zin niet toe voor hoe sympathiek je overkomt, omdat we allemaal weten dat daar allerlei motieven achter schuil kunnen gaan. “Daarna wilde ik weten wat degene tegen wie geslijmd wordt ervan vindt. Uit experimenten bleek dat die de persoon die complimenten geeft aardiger en eerlijker vindt. In de rol van leidinggevende was het doelwit geneigd de slijmerd een hogere financiële vergoeding toe te kennen.”
Vleien loont dus.
“Ja, zo’n leidinggevende denkt: ik geef die persoon een hoger loon omdat ik het zo’n geschikte kandidaat vind, maar beseft niet dat het komt omdat die zijn of haar ego heeft opgepept. Het is weer een voorbeeld van hoe we zelf niet doorhebben hoe we beïnvloed worden. Zelfs mensen met een lage zelfwaardering trappen erin. In een eerste reactie bleken zij vaak verbaasd over de lovende woorden, omdat die niet klopten met hun zelfbeeld. Cognitief dachten ze: hoe kan dit? Maar gevoelsmatig vonden ze het altijd fijn – en dat beïnvloedde hun reactie het meest.”
Hoe houd je je ego in toom?
“Het is de kunst je eigen ego te registreren. Om op te letten en te zien: oh ja, daar is hij weer. Toen ik eens een artikel in de krant zag over mijn specialisatie, was mijn eerste reactie: waarom hebben ze míj niet gevraagd? Tot ik inzag: ja maar wacht, dit is gewoon mijn ego. Ik voelde me gekwetst.”
Zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen, als het gaat om al dan niet grote ego’s?
“Mannen hebben gemiddeld een hogere zelfwaardering, en narcisme komt iets meer voor bij hen. Vrouwen zijn vaker onzeker. Enerzijds heeft dat te maken met de cultuur, waarin vrouwen minder gewaardeerd worden als ze zichzelf duidelijk manifesteren, anderzijds komt het ook door hormonen. Testosteron, waar mannen veel meer van hebben dan vrouwen, zorgt er mee voor dat je zelfvertrouwen en geldingsdrang hebt.
“Ken je het Peter-principe? Dat stelt dat werknemers in een organisatie doorgroeien tot ze op een niveau komen waar ze niet meer goed functioneren: ze werken een niveau te hoog. Maar ik denk dat vrouwen daar minder last van hebben. Zij solliciteren vaak pas voor een functie als ze aan alle eisen voldoen, terwijl mannen dat al doen als ze maar aan de helft voldoen. De rest pikken ze al doende op, denken ze. Vrouwen zijn banger te falen en denken: laat mij hier maar zitten, dan kan het niet fout gaan. Zij werken daar door soms een niveau te laag. Dat heb ik het Petraprincipe genoemd. Daarom is geregeld feedback geven zo belangrijk. Ook over wat er goed gaat, want je bent geneigd dat te vergeten. Als leidinggevende denk je al snel dat iedereen weet hoe goed ze zelf zijn, maar dat klopt niet.”
Mijn ego heeft altijd gelijk – Van zelfbedrog naar zelfkennis door Roos Vonk is uitgegeven bij Meulenhoff, 320 p., € 21,99
Dit interview verscheen in De Morgen, 16 september 2023